11
Even later haastte Jan zich over de parkeerplaats bij de feestzaal van de Boskliniek. In de stromende regen leek het asfalt een zwart meer waarin de spiegelbeelden van de straatverlichting flikkerden als lichtboeien.
Toen hij bij zijn auto kwam en naar zijn autosleutel zocht, zag hij dat er iets onder de ruitenwisser zat – een doorzichtig plastic hoesje met daarin een bruin envelopje. Snel stapte hij in, veegde de regen van zijn gezicht en trok de envelop uit het hoesje.
Op de voorkant stond zijn naam in kinderlijke hoofdletters. De envelop was dichtgeplakt en Jan voelde dat er een brief in zat. Nieuwsgierig scheurde hij hem met de autosleutel open. Er kwam een opgevouwen blad papier uit. Toen Jan het opensloeg en de kindertekening zag, moest hij slikken. Het plaatje was met simpele lijnen getekend, maar hij schrok van wat het voorstelde.
Hij keek uit het raam. Er was niemand op de parkeerplaats te zien. Toch had hij het gevoel dat er iemand naar hem keek.